Kruispunt / Opinie

De wurggreep

De mislukking van de regeringsformatie Di Rupo (PS) - De Wever (N-VA) stond in de sterren geschreven. Noch het gezwam van de zeven partijonderhandelaars, noch de verzoeningspogingen van de koninklijke bemiddelaars, parlementsvoorzitter Flahaut (PS) en Pieters (N-VA), noch de bemoeiingen van de zgn. ‘highlevelgroep’ hebben gebaat. Het hele spektakel is gestrand op de aanpassing van de financieringswet en is na 114 dagen, op een vingerknip van ‘triomfator’ De Wever, als een luchtbel uiteengespat.

De (pre)-informateurs en partijbonzen zijn klaarblijkelijk - voor zover die ècht geloofden in hun opzet - gestruikeld over hun wederzijds wantrouwen. Bij al hun twistpunten (en er kwamen nog een hele reeks hete hangijzers niet eens aan bod) doemde steeds weer de heikele kernvraag op: hoe kan men een stabiele, eendrachtige en constructieve nationale regering tot stand brengen als de aanzetter zelf eigenlijk (op termijn) de ontmanteling van de Belgische staat nastreeft? Bovendien was een gelijkaardige doch minder doortastende hervormingspoging van het toenmalig CD&V - N-VA kartel reeds in 2007 op grond van dezelfde overweging ten onder gegaan..

Eens te meer heeft de N-VA door haar radicalisme en vooral wegens haar onbetwistbaar dubbele agenda, deze unieke kans op een evenwichtig vergelijk, dat België op een nieuw spoor zou leiden, ondergraven. De bereidheid en de verregaande compromisvoorstellen van de gesprekspartners lagen nochtans op tafel. De N-VA wou echter het onderste uit de kan. Dergelijke aderlating van de federale financies zou de taak van de nationale regering nagenoeg echter onmogelijk maken. Overeenkomstig haar verrottingspolitiek heeft de N-VA zelf ‘de stekker uitgetrokken’ en ons land opnieuw een dreun toegebracht. Deze wurggreep kadert volkomen in de door die partij gevoerde verrottingspolitiek.

Hiermee is de misleiding van een groot aantal kiezers blootgelegd. Velen die op 13 juni 2010 gehoopt hadden op vernieuwing werden aldus meegesleurd in een uitzichtloos avontuur. Volgens een recente peiling is slechts 18 procent van de Vlamingen voorstander van het separatisme; een overgrote meerderheid van de Belgen - nu ook in Wallonië en Brussel - beseft tevens het nut, zo niet de noodzakelijkheid van een verantwoorde regionalisering. Het wordt nu waarlijk hoog tijd dat alle wijze en vooruitstrevende politici de handen in elkaar slaan en eindelijk de taak vervullen, waarvoor zij gekozen werden: een stevige nieuwe regering vormen met een programma dat de steun van de meerderheid van de Belgische bevolking geniet. Indien dit, zoals gebleken is, niet mogelijk is met de medewerking van extremisten, dan moet dit maar door de traditionele partijen, in een regering van nationale eenheid. Naijver, kortzichtige overwegingen en partijpolitieke spelletjes moeten deze keer achterwege gelaten worden. Dergelijke combinaties werden trouwens reeds eerder - mutatis mutandis - in moeilijke tijden gevormd, meer bepaald in de benarde vooroorlogse regeringsperiode (1934 - 1940) van Koning Leopold III (Prof.Dr. Theo Luykx Politieke Geschiedenis van België). Het Land had toen niet enkel af te rekenen met het dreigend oorlogsgevaar, maar ook, net zoals nu, met een ernstige crisis van het parlementair regime. Na de oprichting van het Vlaams Nationaal Verbond (V.N.V.) door Staf de Clercq, op 8 oktober 1933, hadden de Vlaams Nationalisten evenals de fascisten van Rex, onder leiding van de Waalse Leon Degrelle, voor het eerst met groot succes aan de verkiezingen van 24 mei 1936 deelgenomen, Ook de Communisten waren er flink op vooruitgegaan. Op 6 oktober 1936 had Rex-Vlaanderen een beginselakkoord gesloten met het V.N.V., over de omvorming van België in een federale staat. De twee bewegingen zouden zelfs, zo mogelijk, samensmelten om van België een federalistische en corporatieve staat te maken. Op 8 december 1936 had de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (K.V.V.) zich daarbij aangesloten. De onmogelijkheid om in Belgïë nog een regering op de been te brengen, leidde ondanks alle pogingen van Leopold III, tot de ontbinding van de Kamer, op 6 mei 1939.

In deze hachelijke periode hadden zomaar eventjes 8 formaties plaats. Tot vijfmaal toe werd toen een Nationale Unie-regering (Kath.-Lib.-Soc.) samengesteld: de ministeries Paul van Zeeland I (25 maart 1935 - 26 mei 1936) en II (13 juni 1936 - 25 oktober 1937), het ministerie Paul-Emile Janson (23 november 1937 - 13 mei 1938), het ministerie Paul-Henri Spaak (15 mei 1938 - 9 februari 1939) en het ministerie Hubert Pierlot III (3 september 1939- 10 mei 1940).

De overgrote meerderheid van de Belgische bevolking smacht nu, na jaren geleuter en besluiteloosheid, naar daadkracht en een effectieve oplossing van het communautair gekibbel. De benarde economische en financiële toestand vergt een stevige aanpak en een stabiel klimaat. Wellicht enkel een regering van Nationale Eenheid is hiertoe in staat. Koning Albert heeft, na een zoveelste consultatie van de betrokken partijvoorzitters, De Wever inmiddels belast met een ‘verduidelijkings’- opdracht. Na de ‘borrelhapjes’ en de ‘grote vis’ is men thans toe aan de ‘klare wijn’. Weten de parlementariers nu nog niet hoe laat het is?

JMP
10.10.2010
Toon alle berichten in Kruispunt / Opinie
JMP-Trends © 2024