Ultieme Getuigen
"Incivieken troepten samen"

Karel Cornelis uit Oostduinkerke, die op zijn 21e verjaardag, op 1 september 1944, enkele hachelijke momenten had meegemaakt bij de opeising  van het paard van zijn familie1 door de vluchtende Duitsers, werd amper 18 dagen later - dus na de  bevrijding op 8 september - aangeworven als tijdelijk gemeentebediende.  Hij had zich tijdens de turbulente  bevrijdingsperikelen2 koest gehouden en was ook niet aangesloten bij het verzet. Hij had wel de eerste drie of vier Canadese 'lichte tanks'3 zien aankomen en even stoppen bij het café De Zoeten Inval; ze reden over de Nieuwpoortse steenweg uit de richting van het dorp [eigenlijk kwamen zij uit Veurne, langs de Duinkerkevaart en via de Hof Ter Hillestraat]. Hij had ze bij valavond met grote snelheid ook zien terugkeren uit Nieuwpoort [waar zij schermutselingen geleverd hadden met de Duitsers].

Toen Karel Cornelis werd aangeworven was Omer Declercq dd. burgemeester en Karel Dedecker gemeentesecretaris. "Enige tijd later kwam Raoul Gidé, dd. directeur van het interneringskamp te St. Kruis-Brugge4, personeel zoeken van de gemeente; de kandidaten  moesten wel humaniora gedaan hebben. Cornelis kwam aldus in aanmerking. Op 27 november reeds, nadat hij een examen had afgelegd bij het Provinciaal Bestuur, trad hij in dienst in het interneringscentrum De Rozenkrans5, aan de Albert I laan, in Oostduinkerke-Bad. Dit gebouw werd enige tijd voordien in gebruik genomen om er de opgepakte 'collaborateurs', niet enkel van Oostduinkerke6 maar ook van Middelkerke, Nieuwpoort, Veurne en zelfs Ieper, in onder te brengen. Naar verluidt was St. Kruis toen 'overbezet'.

Cornelis werkte er in de administratie en had o.m. tot taak de arrestanten in te schrijven in het gevangenisregister. In die functie heeft hij het reilen en zeilen van het interneringscentrum van nabij meegemaakt.
"Toen ik er toekwam zat het 'gesticht' al nagenoeg vol", herinnert hij zich; "er werkten reeds gevangenisbewakers, 'echte' cipiers van de gevangenis van het Pandreitje te Brugge. De Rozenkrans viel immers onder de bevoegdheid van de algemeen directeur van de gevangenis te Brugge en  had dezelfde administratie als het interneringskamp van St. Kruis.
De arrestanten werden er niet alleen bewaakt door cipiers, maar ook door gendarmes en hulpgendarmes; er waren ook vrouwelijke cipiers.

"Gidé was streng en autoritair maar had een goed hart"  weet Cornelis; "hij woonde overigens ter plaatse. Er verbleven  300 à 500 geïnterneerden, veel sukkelaars maar ook intellectuelen, w.o. twee dokters, die werkten in de infirmerie. De mannen en vrouwen werden apart gehouden; ze sliepen in blokken, niet in cellen. Hun accomodatie was er redelijk goed. Er was gelegenheid tot gymnastiek. De aanhoudingsbevelen werden nauwkeurig gecontroleerd en de burgemeester moest alles ondertekenen. Enkele arrestanten werden van hier uit zelfs naar huis gestuurd.
Er waren vaak 'samenscholingen'  van de 'zwarten'; ze hebben er elkaar goed leren kennen. Er zijn er ook ontsnapt, anderen spontaan teruggekeerd. Ze voelden er zich blijkbaar veilig en beschermd door de Witte Brigade, die instond voor  de 'buitenwacht' rond het gebouw."

De chef van die groep was Jeroom Gevaert;  Roger Decat, die de 18-Daagse veldtocht had meegemaakt als sergeant bij het 1e regiment Grenadiers7 en tijdens de bezetting leider was van de verzetsgroep te Nieuwpoort-Bad8, had inmiddels, als dd. hoofd van politie9, wel de supervisie van die buitenwacht10.

Irma Laplasse

"In  De  Rozenkrans werden geen brutaliteiten gepleegd" beklemtoont Karel Cornelis. "Er heerste  echt het gevangenisregime van Brugge. Er kwam regelmatig een controlecommissie, er doken advokaten op en  er waren bezoekdagen voor de families.  Irma Laplasse heeft er ook verbleven, maar ze is er niet lang geweest11. Zij was wel 'een uniek geval'. Ik heb er niet met haar gesproken12."

Ardennenoffensief

"De toestand in het centrum verergerde wel , einde december '44, n.a.v. het Ardennenoffensief", vervolgt Cornelis. "De krijgsauditeur van Luik en zijn 'état major' verschenen in Elzenhof en een groot aantal Waalse geïnterneerden werden per autocar aangevoerd in De Rozenkrans. Het was een triestig spektakel, gepaard met brutaliteiten; vele gedetineerden waren uitgeput bij hun aankomst. Enkelen zijn er weggelopen en teruggekeerd. De cipiers verweten zelfs de buitenwachters dat ze te laks waren opgetreden. De Waalse gevangenen kwamen bij ons op adem!"

"De winter '44--45 was zeer hard" herinnert zich  Cornelis. 'De gedetineerden hebben veel kou geleden. Wij hebben zelfs een voorraad kolen opgeëist in het station van Adinkerke. De bevoorrading  werd waargenomen door de rantsoeneringsdienst van Oostduinkerke."

Karel Cornelis  is er in dienst gebleven tot 4 mei 1945. De Rozenkrans werd, meent hij, opgedoekt in dezelfde maand. Alle geïnterneerden werden toen overgebracht naar het interneringskamp te St.Kruis.

De buitenwacht

Volgens Pierre Seys uit Oostduinkerke die o.m. met  Roger Couneye en Roger Billiet de 'buitenwacht' rondom De Rozenkrans waarnam, bewaakten zij de 'zwarten' b.v. ook wanneer zij munitie uit de loopgraven rond de Ermitage - voordien het hoofdkwartier en de verblijfplaats van de Duitse officieren - moesten verwijderen. "Wij controleerden ook de eetwaren die de arrestanten van hun families kregen; wij stekten met onze bajonetten door de broden en ontdekten aldus soms briefjes of sigaretten. De collaborateurs uit Wallonië waren er doorgaans slechter aan toe dan hun Vlaamse lotgenoten: van veel vrouwen had men het haar afgesneden."

 

 

 

1. Zie 8-GBA-003 Wapengeweld om verstopte merrie
2. Zie Pylyser Jean-Marie 1995 Executie zonder Vonnis Middelkerke: JMP-Trends
3. m.n. bren gun carriers
4. Hij had voordien de vrouwengevangenis van St .Andries geleid.
5. Dit was een leegstaande instelling voor gehandicapte kinderen, o.l.v. directeur Feys.
6. De eerste 'verdachten' uit Oostduinkerke waren, reeds enkele uren voor de feitelijke bevrijding, door de plaatselijke verzetsgroep ingerekend en aanvankelijk in de gemeenteschool en spoedig in het 'hennenkot' van het Elzenhof - waar het verzet zijn 'hoofdkwartier' had gevestigd - opgesloten. Ook Irma Laplasse en haar dochter zouden er enkele dagen verblijven. Zie EX p. 182 Opgesloten in een kippenhok
7. Zie  Kustvolk in de Vuurlijn, Deel I, p. 181 Ten strijde met verouderde Maxims
8. Nieuwpoort-Bad behoorde toen nog tot het grondgebied van Oostduinkerke.
9. Roger Decat was toen tevens één van de vier verzetsleiders van Oostduinkerke, samen met André Couneye, Jeroom Gevaert en dominee Huyghe. Hij werd op 1 januari 1945 door de gouverneur als dd. politiecommissaris aangesteld, voor twee maanden.Dit besluit werd drie- of viermaal verlengd, tot hij in juli 1946 definitief  benoemd werd, door minister A. Buisseret.
10. Zie EX p. 185 Roger Decat: "Geen geweldpleging op collaborateurs te Oostduinkerke"
11. Ze werd er op 5 december 1944 heengebracht vanuit de rijkswachtkazerne te Veurne, ten einde in het gemeentehuis van Oostduinkerke ondervraagd te worden door krijgsauditeur Jean Vossen. Dit verhoor had plaats op 6 december. Daags nadien  werd zij naar het Pandreitje  in Brugge overgebracht, in afwachting van haar proces, op 21 december.
12. Irma heeft er wel kunnen spreken met Honoré Calcoen (°1899) uit Koksijde, een jeugdvriend - zij was vijf jaar jonger dan hij -, die lid was van het verzet. Dit onderhoud had vermoedelijk plaats op 5 december, kort na haar aankomst in de Rozenkrans. Zij vertelde hem toen spontaan dat zij door haar man, Henri Laplasse, verplicht werd de Duitsers in de batterij op te zoeken om hen op de hoogte te brengen van de aanhouding van hun zoon Fred door het verzet. Zie Verzwegen Schuld  p.220 Irma's geheim
Irma en haar dochter Angèle hadden, na hun aanhouding op 2 oktober '44, aanvankelijk korte tijd in het 'kippenhok' van het Elzenhof opgesloten gezeten. Hoewel de toegang zonder toelating van de verzetsleiding ontzegd was, zijn daar op een gegeven ogenblik nabestaanden van de gesneuvelde of terechtgestelde  verzetslieden binnengeraakt en hebben er zich 'incidenten' voorgedaan. Dientengevolge heeft verzetsleider André Couneye beide vrouwen zo vlug mogelijk naar het interneringscentrum te Veurne laten overbrengen. Dit laatste gebeurde reeds op woensdag 4 oktober, twee dagen na hun aanhouding.
13. zie EX p.183 "Ik bewaakte de incivieken"

 
JMP-Trends © 2024