Ultieme Getuigen
De Massacre

Kort na de vluchtpoging en de tragische ondergang van de diepzeetreiler O.288 Normandie1 - een van de modernste vaartuigen van onze vooroorlogse vissersvloot - in de nabije rede van Dieppe, dook een Geschwader* Duitse vliegtuigen van over zee neer op de Franse haven. Het was dinsdag 21 mei 1940, omstreeks  16 u.

De vorige dagen hadden talrijke Vlaamse vissers - net als in de Eerste Wereldoorlog - er hun toevlucht gezocht. De meeste bemanningsleden hadden, benevens eigen familieleden, ook heel wat vluchtelingen mee aan boord genomen; de uittocht van de pakketboten te Oostende was immers op zaterdag 18 mei beëindigd en het was bekendgeraakt dat de Franse grens inmiddels gesloten was.

Dieppe werd bovendien beschouwd als een 'veilige' vluchthaven. Het was immers uitgeroepen tot 'hospitaalhaven' waar talrijke zieke of gewonde Britse soldaten, meestal per trein, werden aangevoerd voor verscheping naar hun thuisland;  in de achterhaven lagen sinds enkele dagen ook twee witgeschilderde, met grote rodekruistekens herkenbare hospitaalschepen, volgeladen met gekwetsten. Deze werden evenwel, eveneens op 18 mei omstreeks 23 u., door Duitse vliegtuigen aangevallen en tot kapseizen gebracht2. Enkele uren vroeger weerklonk nochtans nog volop accordeonmuziek in de kroegen...3

Die eerste luchtaanval  was klaarblijkelijk uitsluitend op de Britse hospitaalschepen gericht. Het nabijgelegen station, waar de konvooien toekwamen, werd die avond eveneens zwaar onder vuur genomen. De Duitsers spaarden toen blijkbaar de burgerbevolking en de andere schepen die er gemeerd lagen.

Drie dagen na deze weerzinwekkende overtreding van de conventie van Genève4 hadden de Duitsers het echter specifiek op de vissersboten gemunt; de aanwezigheid van minstens een vijftigtal Belgische vaartuigen was hun 'verkenners' klaarblijkelijk niet ontgaan. Nadat zij ook magnetische mijnen op de rede gedropt hadden, poogden de Duitsers wellicht op die manier de haven van Dieppe volledig te blokkeren.

In een overweldigende raid richtten zij een enorme ravage aan.

Een voltreffer op de O.309 Indépendance5 maakte 21 slachtoffers6. Ze behoorden bijna allemaal tot dezelfde familie; schipper Tuur Lusyne verloor hierbij een 14-jarig dochtertje maar slaagde erin zijn vrouw en zeven andere kinderen op het nippertje te redden. Vijf van de zes bemanningsleden ontsnapten eveneens aan de dood7. Het mocht een geluk heten dat de zowat 150 vluchtelingen aan boord meteen na hun aankomst in Dieppe het vaartuig verlaten hadden.

De toen 12-jarige  Pierre Velthof uit Oostende had reeds een uurtje eerder vanop het strand de tragische teloorgang van de O.288 Normandie aanschouwd8. Terug aan boord van de O.309 was er, bij het naderen van de negen Duitse vliegtuigen,  enorme paniek ontstaan; hij had zich, met zijn 10-jarig zusje Maria, zijn nichtje Yvonne Lusyne en andere familieleden, in de bak - het voorste gedeelte van het opperdek  - verstopt. Na de bominslag was hij meteen in  het dokwater terechtgekomen. Hij werd er, half bewusteloos, gered door zijn vader Frederik en zijn oom Georges.
"Ik heb het eigenlijk niet weten gebeuren, zegt hij; plots werd het klaarder en klaarder en opeens kwam ik weer boven water; het schip lag op zijn zijde, gezonken. Mijn vader stond op de reling, tot zijn middel in 't water; hij haalde iedereen boven die hij te pakken kreeg; oom Georges deed hetzelfde. Ik werd er ook uitgepikt, mijn zusje kwam laatst aan de beurt. Mijn nichtje Yvonne Lusyne echter verdronk."
"Het water in het dok zag bruin van de olie en het bloed, veel schepen stonden in brand of waren aan 't zinken", weet hij nog.
Een bijzonder luguber voorval is hem eveneens bijgebleven: "Nadat  de O.309 gezonken was, vluchtte mijn moeder met mijn 7-jarig broertje naar een schuilplaats. Toen een vliegtuig mitraillerend in hun richting dook, sprong een Franse soldaat op hen toe en wierp hen ten gronde. Hij zette zelfs zijn helm op het hoofdje van de kleine... Zo lagen ze enkele minuten samen op de grond. Toen het vliegtuig weg was stonden moeder Velthof en haar zoontje op; de soldaat bleef liggen, onthoofd."

Freddy Ydens uit Oostende, toen amper 11 maanden oud, werd eveneens op het nippertje gered, toen de O.309 snel wegzonk9. Vader Albert Ydens en moeder Emma Brouckxon bevonden zich op dit ogenblik nog in het stuurhuis; angstig drukte zij hem tegen zich aan. Oom Edouard Brouckxon, die bij de aanvang van het bombardement was gaan schuilen onder een kraan op de kade, riep hen toe: 'Werp hem, het schip zinkt'. Albert Ydens rukte het wicht uit de armen van zijn vrouw en wierp het naar zijn schoonbroer aan de wal. Edouard Brouckxon heeft vervolgens, geholpen door een Franse marinier, ook nog Freddy's ouders op het droge gehesen. Zijn zonen Albert(1923) en Henri (°1927), die zich ook op de kaai bevonden, bleven ongedeerd. Zijn echtgenote, Augusta Delaruwiere, behoorde tot de slachtoffers, die in het logies waren achtergebleven. "Na de ramp stak nog enkel de masttop van de O.309 boven water" herinnert zich Albert Brouckxon.

Jenny Claeyssens (°1927) uit Oostende aanschouwde als 13-jarig meisje, met afgrijzen, vanaf de overkant van het dok, de dramatische teloorgang van de O.309 Indépendance II.
"Het schip lag klaar om te vertrekken, net voor het sas" herinnert ze zich; "terwijl het wegzonk gingen hulpkreten op van de ongelukkigen die in het vaartuig achtergebleven waren. De schepelingen, die zoveel mogelijk de drenkelingen poogden te redden, werden door de vliegtuigen nog onder vuur genomen. Bij laag water bemerkte men dat dat de O.305 letterlijk in twee gereten was. Men zag de lijken in het schip recht tegen de wand staan."
Zij zelf en haar moeder waren aanvankelijk in het ruim van de O.237 Nelly-Suzanne10 gevlucht; dit vaartuig bevond zich tussen een Frans vissersvaartuig, dat tegen de kade afgemeerd lag, en de O.350 Roi Léopold11. "Er viel een bom op de Franse visbak; het projectiel sloeg tevens een gat in de romp van de O.237.Beide vaartuigen zonken. Alle opvarenden  van de Nelly-Suzanne - bemanningsleden en vluchtelingen - sprongen tijdig op de ernaast liggende O.350 en bleven ongedeerd. "Drie families, w.o. mijn moeder en ik, waren wel hun bezittingen kwijt."
Er bevonden zich minstens een tiental  Belgische vissersvaartuigen w.o. de O.124 De Heilige Familie12 in hetzelfde dok."Ook de O.2 Theresia13 werd er gekelderd" , aldus Jenny Claeyssens;" Na het bombardement zijn wij in de kelders van de nabijgelegen brandweerkazerne gaan schuilen; daar hadden nog veel andere Belgen hun toevlucht gezocht. Wij hebben er de nacht doorgebracht en zijn 's anderdaags te voet het binnenland ingetrokken."

Germaine Carpels (°1927) uit Klemskerke beleefde er eveneens hachelijke momenten14. "Op aanraden van vader, die sinds 1939 gemobiliseerd was en in de eerste meidagen '40  in Marche-les Dames gelegerd was, vluchtten wij - zoals mijn grootouders in 14-18 - naar Frankrijk. Mijn moeder, Maria Berten, mijn grootouders, mijn tante, mijn zus Gilberte (°1928) en ikzelf zijn op zaterdag 18 mei vertrokken uit Oostende, aan boord van de O.350 Roi Léopold; wij arriveerden nog dezelfde dag in Dieppe. Toen het bombardement losbrak, op 21 mei, keerden wij net  van boodschappen terug. Wij schuilden ons meteen  in het visruim van een Franse visbak die dichtst aan de kade lag, naast de Nelly-Suzanne en in derde positie de Roi Leopold. Kort daarop werd het schip waarin wij ons bevonden door een bom getroffen. Onze schuilplaats vulde zich met rook en olie. Mijn moeder werd verpletterd door een balk. Iedereen klauterde langs de ladder naar boven, mijn zus en ikzelf waren de laatsten; we staken toen al tot aan de borst in 't water. Toen het schip, dat losgeslagen was, begon te branden, zijn we naar de O.350 gevlucht. Mijn grootmoeder, Marie Braem, viel hierbij tussen twee schepen en verdronk. 
Grootvader Charles Carpels, mijn tante, mijn zus en ik werden vervolgens in een bunker aan de wal in veiligheid gebracht. Moeder en grootmoeder werden allebei in Dieppe begraven."


Georges Deroo, een der zonen van de schipper, herinnert zich dat ook een Spaanse vrouw en haar kindje, die boven de ouderlijke woonst in Oostende logeerden, overboord gevallen en verdronken zijn.
"Wij hadden niet alleen onze moeder en grootmoeder verloren, wij waren ook al onze bezittingen kwijt" aldus nog Germaine Carpels. "Wij zijn naderhand met de Roi Léopold uit Dieppe naar Engeland gevlucht."

 

 

1. Zie Kustvolk in de Vuurlijn Deel I p. 135 O.288 'Normandie' met dertig opvarenden door mijnontploffing vernield
2. KV1 p. 136 Oorlogsgruwel in hospitaalhaven alsook 4-AAA-001 Drie Cockerillschepen  genaast en verloren
3. KV1 p. 137  "Toen wij aankwamen verkeerde Dieppe nog in feeststemming..."
4. Krachtens dit internationaal Verdrag dienen hospitaalschepen beschouwd te worden als neutrale vaartuigen die door de vijand niet mogen aangevallen worden.
5. Van de rederij Seghers. Gebouwd in 1923, 97 BT, 300pk
6. KV1 p.138 Schipper Lusyne redt vrouw en 7 kinderen
7. Motorist Maurice Floré had, in het vooruitzicht van hun vertrek, 's namiddags nog wat boodschappen verricht in de stad en keerde even voor 16 u.terug net toen de luchtaanval losbarstte. Schipper Arthur Lusyne maande hem aan om meteen de motor te starten maar hij haastte zich naar zijn vrouw en kind die zich in het logies bevonden. Hij was nauwelijks beneden toen het schip door de vliegtuigbom getroffen werd; het ganse gezin kwam er, samen met tien andere passagiers, om het leven.
8. Zie 3-CAA-002 Ontsnapping uit Inferno
9. KV1 p.141
10. Eigendom van Herman Vieren. Gebouwd in 1937, 152 BT, 300 pk
11. Eigendom van Albert De Roo. Gebouwd in 1936, 87 BT, 200 pk
12. Eigendom van B. en P. Boels. Gebouwd in 1936, 114 BT, 250 pk
13. Eigendom van E.-A  en A. Dasseville. Gebouwd in 1926, 23 BT, 30 pk
14. KV1 p. 142

 

 

 

 

JMP-Trends © 2024