Kruispunt / Opinie
< Pagina 4 van 12 >

Evenwicht (44)

Het bevrijdend woord van deze vroege Lentedag.
Het einddoel van de zoveelste ‘geforceerde’ begrotingsronde 2013 is bereikt. Bijna gelijktijdig en schouder aan schouder zijn zowel de Federale als de Vlaamse regeringen erin geslaagd, na heel wat soms heftig gekrakeel in de respectieve parlementen, een ‘evenwichtig’ werkdocument op te stellen om het dreigend financieel fiasco van ons Land te bedwingen.

Niet alleen beantwoordt dit resultaat in ruime mate aan de Europese vereisten, het opent tevens perspectieven voor een nakende relance en hoopvolle verwachtingen; dit alles deels met structurele maatregelen en zonder het welzijn en de koopkracht van de bevolking al te veel aan te tasten. De beleidslui hebben het deze keer toch vrij vlug en efficiënt voor mekaar gekregen. Een sterk staaltje van voortreffelijke democratie.
Gedaan met het gekonkel, het geklaag, het gezanik, het geleuter, de dwarsdrijverij en de bittere smaad. De ballonnen zijn doorgeprikt, de illusies en leugens ontmaskerd.

Na een lange, grauwe en kille winter is dit haast een Paasgeschenk. Iedereen smachtte naar wat zon, hapte naar frisse lucht. De hemel is al wat opgeklaard, de zwaarste zorgen zijn even verdreven. Nog wat geduld, daar is de Lente weer!
Als klap op de vuurpijl was er de Ronde van Vlaanderen, voor velen de opsteker bij uitstek, het dolle volksfeest van de Lage Landen. De nieuwe knappe prestatie van Onze Rode Duivels, in een volzet en zwart-geel-rood denderend  Koning Boudewijnstadion, verzekerde ons al een barrageplaats voor deelname aan het WK in Brazilië.
Wat is er nog meer vandoen om de sombere gemoederen wat op te peppen? Hoewel, ook in de wielersport is het niet allemaal koek en ei.

Zeker, de ellende is nog niet voorbij. De ‘Europese’ bankencrisis in Cyprus is wellicht ingedamd, maar er blijven of dreigen steeds nieuwe ‘internationale’ strijdtonelen. In eigen Land lijken de twijfels, het wantrouwen en de onrust, die in de voorbije maanden het politiek klimaat verpestten, enigszins bedwongen. De Federale regering heeft de problemen in alle geval standvastig en krachtdadig onder controle, het vertrouwen in het beleid neemt weer toe. Stilaan geraken we uit het moeras. Het spookbeeld van de verkiezingen in 2014 wordt minder hallucinant.
Het vertrouwen in de toekomst van ons Land herstelt.

Een beetje bescheiden fierheid is in de gegeven omstandigheden niet overdreven.
Mogen wij even veldheer Julius Caesar parafraseren? Twee millennia geleden al leidde hij zijn De Bello Gallico in met de gevleugelde woorden: 'Gallia est omnis divisa in partes tres, quarum unam incolunt Belgae, aliam Aquitanii, tertiam qui ipsorum lingua Celtae, nostra Galli appelantur. Horum omnium fortissimi sunt Belgae'.
Belgen, samen, schouder aan schouder, staan we sterk!

 

JMP
31.03.2013

<Bonne chance, les Belges> (43)

Eén jaar na de busramp in Sierre herleven de beelden van deze schokkende gebeurtenis in eenieders geheugen. Het noodlot  dat het leven kostte van 22 kinderen en 6 volwassenen, en het leed van de overlevenden en de nabestaanden hebben toen de ganse natie zwaar getroffen. Elkeen voelde zich betrokken bij zoveel ellende, zoveel onmacht. Iedereen deelde in de pijn. Het medeleven en de samenhorigheid waren weer werkelijkheid geworden.

Een jaar later heeft de Zwitserse hotelhouder, die kort na de feiten de toegesnelde familieleden van de slachtoffers had opgevangen, ons opnieuw geconfronteerd met de droefheid van die dag. Toen hij zijn herinneringen aan de gebeurtenissen voor de camera’s opdiepte werd hij blijkbaar door emotie overmand; sprakeloos hield hij seconden lang het hoofd afgewend. Toch beëindigde hij zijn getuigenis met een zachte, bemoedigende glimlach en de woorden: “Bonne chance, les Belges”.

Dit treffend gebaar van solidariteit heeft ongetwijfeld heel wat TV-kijkers naar het hart gegrepen. Vrij vertaald was dit ‘Hou vol’ of ‘Goeie moed’, kortom zowat een warm schouderklopje voor alle Belgen.

Zoiets moesten we dan nog van een Zwitser te horen krijgen.
Ze hebben zich overigens voortreffelijk gedragen, die Zwitsers. De hulpdiensten en veel vrijwilligers hebben zich met volledige overgave ontfermd over de slachtoffers en hun families. Het drama in Sierre heeft bij gans de bevolking aldaar een golf van sympathie en medeleven verwekt. Het feit dat zij, net als de Belgen, drie taalgemeenschappen tellen (weliswaar met minder betwistingen dan wij), heeft er ongetwijfeld mee te maken. ‘Merci, les Suisses!’

Het samenhorigheidsgevoel en de verbondenheid van toen hebben in ons Land niet lang standgehouden. Sindsdien zijn de gemoederen weeral verhit en verzuurd. De gemeenteraadsverkiezingen in 2012 en het vooruitzicht van de federale verkiezingen in mei 2014 hebben de politieke standpunten nog verder uiteengedreven en de onenigheid nog aangescherpt. De aanslepende economische crisis en het uitblijven van  een drastisch herstelbeleid hebben bij vele landgenoten de vertwijfeling nog doen toenemen. Terwijl de enen zich illusies maken door aan te leunen bij het extremistisch gedachtegoed, maken de anderen zich steeds meer zorgen over het voortbestaan en de toekomst van het Land.

De enige mogelijkheid om België uit het slop te halen is de samenbundeling van alle positieve krachten, de versteviging van de verstandhouding der Belgen. Deze noodzakelijke kentering betekent geenszins het herstel van de Belgische eenheidsstaat of de afzwakking van de gewestvorming en het federalisme, maar wel de behartiging van het unionisme, de consolidering van het samenwerkingsfederalisme.

Onze nationale wapenspreuk ‘Eendracht maakt macht’ heeft meer dan ooit zin en betekenis gekregen. Dit devies stamt af van de Belgische revolutie van 1830. Het verwoordde ongetwijfeld de toenmalige noodzaak van verbondenheid, ten einde de onafhankelijkheid van de jonge staat te waarborgen. Deze oproep tot eendracht verwees tevens naar de vereiste vereniging der negen provincies, die getekend waren door hun historische verscheidenheid. Wellicht werd hij tevens geïnspireerd door het besef dat de kiemen van de verdeeldheid, destijds voornamelijk belichaamd door de controverse tussen de liberale progressisten en de katholieke conservatieven, dienden te worden bedwongen door een hechte band van verstandhouding en samenwerking.
Nu het openlijk separatisme de grondvesten zelf van het Land ondermijnt en tevens aanstuurt op een hachelijk en absurd avontuur, is het hoog tijd dat alle gezonde geledingen van de natie eendrachtig een einde stellen aan de interne verscheurdheid en schouder aan schouder werk maken van een begeesterend project van hervorming.

De regering Di Rupo, die reeds in relatief korte tijd een heel eind weegs in die zin heeft afgelegd, draagt de enorme verantwoordelijkheid haar programma met vereende krachtdadigheid af te werken. Er bestaat geen alternatief dan de totale chaos. De partijvoorzitters en de ministers die het nodig vinden in de gegeven omstandigheden met elkaar een robbertje uit te vechten, hoeven geen excuses uit te vinden noch op enig meedogen van de kiezers te rekenen. Deze beseffen nu wel stilaan – na de eerste stappen die de separatisten in het bestuur gesteld hebben en na de openlijke bekentenissen van hun snode plannen – waar het met de bedrieglijke ‘verandering’ van de extremisten werkelijk naartoe gaat. Eindelijk liggen de kaarten op tafel.

De keuze is eigenlijk vrij eenvoudig. Enerzijds is er de weg van de redelijkheid, het evenwicht, het overleg, het gezond (Belgisch) compromis, het wederzijds begrip, de ‘stevige zekerheid’, de open blik, de krachtdadige aanpak, de warme solidariteit; anderzijds is er het vertoon van blinde eigenwaan, bekrompenheid, verstarring, verbittering, eigenzinnigheid, cynisme, radicalisme, populisme en misleiding. Natuurlijk zijn dit meestal clichés die niet voor alle kopstukken of kiezers van een of andere partij gelden: ophemelen of stigmatiseren zijn allebei ongepast. Toch vereenzelvigt de waakzame burger de mediageile politici doorgaans secuur met hun woorden en daden…

Jawel, de politiek is altijd enigszins speculatief, onzeker, onbetrouwbaar. Al is het maar omdat de toekomst altijd voor verrassingen kan zorgen, door allerlei omstandigheden. Het komt er uiteindelijk op aan de quasi-zekerheden, zowel in negatieve als in positieve zin, te identificeren. De beslissende maatstaf is vaak het vertrouwen.

De ware geschiedenis is alvast een baken van vertrouwen. De kennis van het verleden – hoe moeilijk zij ook is – is nagenoeg essentieel. Ze heeft met conservatisme niets te maken, integendeel, ze draagt in zich de kiemen van een betere toekomst.

JMP
13.03.2013

Onder de gordel (42)

De recente heibel rond de stichting ‘Fons Pereos’ van de 84-jarige koningin-weduwe Fabiola heeft eens te meer aangetoond hoezeer de Koninklijke familie het doelwit geworden is van de huidige ondergravers van onze natie. Deze keer kregen de al dan niet gegronde verdachtmakingen meteen ook de blinde ‘Kamerbrede’ steun van de woordvoerders van diverse partijen. Het  spektakel, waarin de elementaire terughoudendheid en verschuldigde eerbied de plaats moest ruimen voor bittere schimp, werd een dieptepunt in onze parlementaire geplogenheden. De politieke ‘slagen onder de gordel’ worden alsmaar lager.

De aanleiding tot al dit verbaal geweld is achteraf – althans tot dusver – niet meer dan een proefballon gebleken: de Koningin zou met haar stichting een fiscale constructie hebben opgezet om de aanzienlijke successierechten van haar nalatenschap te ontwijken. Sommigen poneerden zelfs dat het om ‘belastingsontwijking met gemeenschapsgeld’ ging. Deze stelling werd echter spoedig door de Koningin zelf in een persbericht tegengesproken.

Het resultaat van deze aantijgingen was nochtans dat premier Di Rupo, op het einde van de Kamerzitting, aankondigde dat de herziening van de dotaties, zoals reeds eerder gepland in het regeringsakkoord, vervroegd zou doorgevoerd worden. Later uitte hij ook het voorstel om de dotatie van de weduwe van Koning Boudewijn te beperken tot die van de troonopvolger, Prins Filip. Concreet zou dit neerkomen op een inlevering van zowat een derde van Fabiola’s huidige dotatie.

Niemand zal betwisten dat er af en toe wel iets mank of fout loopt, ook in de hoogste regionen. So what? Dit gebeurt wel meer in om ’t even welke koninklijke familie, ook in onze buurlanden. Wie daarover maalt, kijkt overigens maar beter eerst even in eigen boezem.
Natuurlijk moet de regering orde op zaken houden en ingrijpen, waar het nodig is.

Of deze verdachtmakingen meteen aanleiding moeten geven tot fundamentele wijzigingen, die het hele staatsbestel in het gedrang brengen, is een heel andere zaak. De kritiek op de nalatenschap van Koningin Fabiola en de kort daaropvolgende betwistingen omtrent de ‘Angolese ontmoetingen’ van Prins Laurent zullen, in het kader van de algemene bezuinigingen, wellicht hun nasleep kennen, inzonderheid voor de dotaties van de betrokkenen.
Het gaat er de separatisten echter vooral om, n.a.v. deze ‘incidenten’ andermaal gans het Koningshuis in opspraak te brengen. Dit is zeker een stap te ver. Di Rupo heeft dit laatste trouwens meteen al duidelijk te kennen gegeven. Koning Albert zelf heeft daarenboven eveneens, ootmoedig en openlijk, verklaard dat de Koninklijke familie het goede voorbeeld moet geven. Hij heeft tevens de daad bij het woord gevoegd door de helft van de (dure) energiekosten van de paleizen dit jaar voor eigen rekening te nemen.

Het zou wellicht even voorbeeldig zijn mochten de politieke partijen, hun mandatarissen en de topambtenaren in de huidige omstandigheden eveneens de broekriem wat aanhalen.

En wat te denken van de wedde van de politici wier allereerste doelstelling het is de Belgische natie af te breken? Is het nog te verantwoorden dat zij in feite vergoed worden voor hun (onverantwoorde) pogingen om België te ontmantelen? Is het ethisch aanvaardbaar dat ‘vertegenwoordigers van de natie’ er zich hoofdzakelijk op toe leggen het Land te vernielen dat zij horen te dienen?

Jawel, ze zijn democratisch verkozen en verrichten (gelukkig maar) ook (soms) nuttig parlementair werk; jawel, ze vertegenwoordigen een deel van de publieke opinie. Dé vraag is echter wel degelijk: hoeveel van hun kiezers zijn zich bewust van hun ware bedoelingen, hoeveel zijn het hiermee eens?

We weten het wel: dit is de logica van de democratie. De vele Belgen die hiervoor ijverden en er zelfs hun leven voor gaven, hebben die afdwaling en misleiding zeker niet gewild, ze hebben die zelfs bestreden. Zijn al hun inspanningen, al hun ellende dan echt voor niets geweest?

Helaas, het einde van de verrottings- en  afbraakcampagne, in de aanloop naar de verkiezingen in 2014, is klaarblijkelijk nog niet in zicht. De incidenten, betwistingen, aanklachten, beschuldigingen, met het doel ons Land te destabiliseren, nemen alsmaar toe. Het komt er echt op aan het hoofd koel te houden en de misleiding tijdig te ontmaskeren.

JMP
20.02.2013

De afbraakpolitiek (41)

Het is al jaren duidelijk dat bepaalde partijen de strategie van de verrottingspolitiek hanteren, om hun eigenlijke doelstellingen te bereiken. Hun onmiskenbaar streefdoel is immers de oprichting van “de onafhankelijke republiek Vlaanderen’,  overeenkomstig het eerste artikel van de N-VA-stichtingsstatuten (zie ‘kruispunt /opinie 24 ‘De Drogreden’, d.d. 08.12.2010).
Wellicht heeft deze strategie, althans naar hun zin, onvoldoende resultaten opgeleverd of verliep deze ‘verrotting’ niet vlug genoeg. Dan maar even harder op het gaspedaal drukken, zo dachten ze. De volgende stap is dan ook de ‘afbraakpolitiek’ geworden: de structuren en de steunbalken van de ‘Belgique à papa’ ondermijnen en zo mogelijk neerhalen, dan stort het hele huis vanzelf wel in, zo hopen ze.

De geschiedenis heeft het bewezen: onze parlementaire monarchie is inderdaad één van de sterkhouders van de Belgische natie. Zonder staatshoofd zou ons prille Landje nooit de revolutie van 1830 overleefd hebben, zou dit nooit zijn onafhankelijkheid verworven hebben en een democratische modelstaat geworden zijn; het zou nooit dergelijke industriële en technologische vooruitgang gemaakt hebben; de Belgische – hoofdzakelijk Vlaamse – soldaten aan de IJzer zouden niet standgehouden hebben en aldus de internationale status van het jonge rijk bevestigd hebben. Zonder staatshoofd zouden de beproevingen van de Duitse bezetting en machtshonger in de Tweede Wereldoorlog nog zwaarder zijn geweest; zonder Koning Albert II zou recentelijk, na maandenlang getouwtrek, geen regering tot stand gekomen zijn en zou ons vaderland wellicht nu al opgehouden hebben te bestaan.

Het opzet

Dit laatste is voor de huidige grafdelvers van België natuurlijk een doorn in het oog. Ze beseffen en ervaren ongetwijfeld wel dat de meerderheid van de bevolking gehecht is aan het voortbestaan van het Land. Ze hebben trouwens onlangs zelf toegegeven dat er ‘thans nog geen voldoende draagvlak’ is om België zomaar op te doeken. Dan maar eerst een ‘tussenstap’ inlassen: een zogenoemde ’confederatie’ waarin Vlamingen, Walen en Brusselaars nagenoeg alle bevoegdheden eigendunkelijk naar zich toetrekken. Zo pogen zij hun oorspronkelijke betrachtingen enigszins te verdoezelen, evenwel zonder ze af te zweren. Integendeel, hun tactiek bestaat erin de huidige structuren zoveel mogelijk te ondergraven en te ontmantelen. De maandenlange blokkering van de regeringsvorming - waarvan zijzelf geen deel wilden uitmaken – was een eerste grof manoeuvre, om aan te tonen dat ‘het Belgisch model’ niet meer leef- en werkbaar is. Iedereen zal zich wel herinneren hoe moeizaam toen de huidige regering van nationale unie tot stand gekomen is; elkeen heeft er zich toen wel rekenschap van gegeven dat de invloed en het gezag van de Vorst in grote mate tot de doorbraak hebben bijgedragen.
Precies dit ontegensprekelijk (nieuw) bewijs van het reële nut van de parlementaire monarchie zit de belagers van de Belgische staat dwars. De Koning, als symbool en houvast van het Land, staat de voorstanders van een ‘onafhankelijk Vlaanderen’ klaarblijkelijk in de weg.

De door hen nagestreefde eliminatie van de Vorst ligt echter, gezien zijn verdiensten en het vertrouwen van vele landgenoten, niet zomaar voor de hand. Het ondermijnen en beperken van zijn gezag lijken nu hun eerste betrachting te zijn. Al geruime tijd liggen ze overigens op vinkenslag om n.a.v. een of ander, al dan niet verzonnen of opgeklopt incident in of rond het paleis, gans de Koninklijke familie in diskrediet te brengen. Het valt daarenboven te betreuren dat ook sommige publicisten deze gelegenheden te baat nemen om vooral zichzelf in de kijker te stellen; de al dan niet georkestreerde schimpscheuten in de sociale media doen er nog een schepje bovenop.

De N-VA-kopstukken en een aantal meelopers beogen hiermee hoofdzakelijk de aanzet te geven tot een herziening van de functie van de Koning. In afwachting dat ze de Vorst volledig aan de kant kunnen schuiven, pogen ze hem een louter protocollaire functie op te dringen. Kortom, ze zien hem (voorlopig) liever als makke marionet, in afwachting van hun machtsgreep in de ‘republiek Vlaanderen’.
Ze plegen hiermee echter een openlijke aanslag op de essentie van de Koninklijke prerogatieven. Dat is niet niets. Ze trachten op die manier wel degelijk de fundamenten van de natie af te breken en de rode draad van onze 183-jarig vaderland door te knippen.

De Grondwet

Een kort stukje wordingsgeschiedenis van België is hierbij op zijn plaats. Hiervoor moeten we wel even de klok met een paar eeuwen terugdraaien.
Op aansturen van het Voorlopig Bewind en het Nationaal Congres werd het ontwerp van de Grondwetscommissie, dat o.m. de staatsvorm en het tweekamerstelsel van België vaststelde, op 23 oktober 1830 aanvaard. De grondwet maakte van ons Land een ware parlementaire monarchie waarin de uitvoerende macht van het niet-verantwoordelijk staatshoofd tot een minimum werd herleid. Het Congres sprak zich (met 174 tegen 13 stemmen) ook uit voor een erfelijke monarchie omdat deze laatste gemakkelijker door de Mogendheden zou worden aanvaard (Prof. dr. Theo Luykx 1969 Politieke Geschiedenis van België). De Conferentie van Londen, die op internationaal vlak over de toekomst van het ‘opstandige’ België moest beslissen, bezegelde de scheiding van België en Nederland op 20 december 1830; een maand later publiceerde zij tevens het protocol dat men de ‘Grondslagen van de scheiding’ heeft genoemd; hierin werden de grenzen van beide staten vastgelegd en werd aan België eeuwige neutraliteit opgelegd. De Mogendheden waarborgden meteen ook zijn onschendbaarheid.
De keuze van het Staatshoofd had eveneens heel wat voeten in de aarde. Er waren meerdere kandidaten maar de voordracht van de hertog van Nemours door het Nationaal Congres op 3 februari 1831 stootte op het veto van Engeland en werd tien dagen later door zijn vader, de Franse Koning Louis-Philippe, afgewezen. Daarop kwamen nog twee (voorlopige) Regenten aan bod. Toen uiteindelijk de 40-jarige Leopold van Saksen-Coburg-Gotha, weduwnaar van de Engelse kroonprinses Charlotte – de enige dochter van de Engelse Koning Georges IV – tot het koningschap werd aangezocht, maakte deze zijn aanvaarding afhankelijk van een ‘verzoening tussen het Nationaal Congres en de Mogendheden, inzonderheid van de aanvaarding van dit protocol door het Congres’. Leopold had trouwens reeds kort voordien de kroon van Griekenland geweigerd.

Dit alles toont aan in welke internationale context de aanstelling van de eerste Koning der Belgen tot stand gekomen is en hoezeer onze Vorst zelf  zijn keuze afhankelijk gemaakt heeft van de leefbaarheid en het voortbestaan van ons Land. Het Congres verkoos Leopold, op 4 juni 1931 en met 152 op 196 stemmen, reeds vooraleer deze alle twijfels had opgegeven; hij kon of wilde de Belgische delegatie, die hem de troon kwam aanbieden, niet eens ontvangen. Pas op 26 juni 1931 om 21 u., nadat de Belgische delegatie te Londen het zgn. Tractaat der XVIII Artikelen had ingewilligd, aanvaardde Leopold de troon in België, op voorwaarde nochtans dat de ‘XVIII Artikelen’ door het Nationaal Congres zouden bekrachtigd worden. Dit laatste geschiedde, na heel wat felle discussies, pas op 9 juli 1831, met 126 tegen 70 stemmen. Leopold deed zijn intrede te Brussel op 21 juli 1831.

Het Unionisme

Met de aanstelling van de Koning waren echter niet alle problemen opgelost. Willem I verwierp immers de ‘XVIII Artikelen’. Het piepjonge België dat al meteen in staat van oorlog met Nederland verkeerde, zag zijn onafhankelijkheid en voortbestaan ernstig in gevaar. Op 2 augustus 1831, nauwelijks enkele dagen nadat Leopold I de grondwettelijke eed had afgelegd, drong de prins van Oranje met een legermacht het Belgisch grondgebied binnen. De zwakke Belgische troepen werden in Hasselt en Leuven verslagen. Franse troepen die door Leopold I ter hulp werden geroepen, konden echter op 12 augustus de inname van Brussel voorkomen en de Nederlanders terugdringen.  De nieuwe natie kreeg daarna wel degelijk vaste voet met een 15-jarige bestuursperiode van stabiel politiek Unionisme (1831 – 1846/47).
De ‘Unie der opposities’, ook wel ‘het monsterverbond’ genoemd, was reeds in 1828 tot stand gekomen, onder impuls van de liberaal Paul Devaux; deze had voor ’t eerst, op 21 maart 1827 in een Luikse Liberale krant gepleit voor een verzoening van de Katholieke en  Liberale oppositie tegen Willem I. Deze beweging lag, onder het motto ‘strijd voor vrijheden’, aan de grondslag van de Belgische revolutie in 1830.

Blijkbaar waren de voorstanders van het Unionisme de mislukking van de Brabantse Omwenteling (tegen het Verlicht Despotisme en de hervormingen van Jozef II) en de opheffing van de volledig ondermijnde ‘Belgische Republiek’ in 1790 niet vergeten. Het Congres vreesde de nadelige gevolgen van het toenmalig regionalisme en oude particularisme, die tot dit fiasco hadden bijgedragen. De grondwet, die op 7 februari 1831 werd afgekondigd, was daarom duidelijk anti-provencialistisch geïnspireerd. Dit blijkt uit art.32: ‘de leden van beide Kamers  vertegenwoordigen de Natie en niet de provincie of het onderdeel van een provincie, waardoor zij werden benoemd’. Met deze beslissing wilde de constituante effectief beletten dat regionale motieven de nationale eendracht in het gedrang zouden brengen.
Uit deze (beknopte) historische wedersamenstelling blijkt dat de stichters van het onafhankelijk België wel degelijk behoedzaam ijverden voor het voortbestaan en de eenheid van het Land en beducht waren voor een nieuw fiasco, te wijten aan inwendige verdeeldheid.

De Verlichting

De lessen van de geschiedenis mogen nooit veronachtzaamd worden.
Natuurlijk zijn de tijden veranderd. De oprichting van de Belgische staat kadert in de periode van de cijnskiezers (tot 1893) en de toen prille democratie was nog volop in ontwikkeling. De basisprincipes van de Verlichting – Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid - golden toen al en de eerste tekenen van de ontvoogding van het ganse volk waren zichtbaar. Het absolutisme had, althans in West-Europa, grotendeels afgedaan en werd er slechts voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, gedurende enkele jaren heringevoerd door de rampzalige dictaturen in Duitsland, Italië, Spanje en Portugal. Het Belgisch vertegenwoordigend politiek regime maakte sindsdien in bijna twee eeuwen wel een grondige evolutie door maar werd – behoudens in de periode der twee wereldoorlogen – nooit onderbroken.

Al met al heeft het kleine België het er zeer behoorlijk vanaf gebracht. Het behoort momenteel in menig opzicht tot de topstaten van het ‘oude’ continent. Het zal overigens wel geen toeval zijn dat Brussel de facto de hoofdstad van Europa werd en dat een landgenoot, Herman Van Rompuy, door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-landen benoemd werd tot voorzitter van de Europese Raad.

De grondleggers van de Europese Unie waren bezield door hetzelfde ideaal: de vorming van een vreedzaam, verenigd en welvarend Europa. Het was van meet af aan duidelijk dat dit slechts kon verwezenlijkt worden door verstandhouding en samenwerking.

De stichters van het koninkrijk België huldigden klaarblijkelijk gelijkaardige principes: de krachtenbundeling en het samenhorigheidsgevoel waren het richtsnoer. Het opstellen van de Grondwet vereiste wederzijdse toegevingen en compromissen. Deze inzichten en toepassingen zijn de grondslagen van het voortbestaan van het Land; ze bleken herhaaldelijk in staat te zijn de soms hachelijke noodsituaties in de geschiedenis van het Land op te lossen. Menigmaal heeft het gezag en de ultieme tussenkomst van de Vorst het Land behoed voor de complete blokkering of de fatale ondergang. Ook dit laatste reddingsmiddel was te danken aan de wijze keuzes en beslissingen van het Nationaal Congres.

Het fantasma

Wie zijn ze wel, die deze wijsheid en deze verwezenlijkingen zomaar van tafel willen vegen en in de prullenmand dumpen?

Wat beloven ze overigens in de plaats? Wie durft beweren dat ze het beter kunnen en in staat zijn overeind te blijven in een dynamisch Europa en een geglobaliseerde wereld?

De ware bedoelingen van de extremistische Vlaams-nationalisten zijn overduidelijk. Onder de mom van ‘verandering’ betrachten zij in werkelijkheid het opdoeken van de huidige federale Belgische staat. Zij pogen, op bedrieglijke wijze, de weldenkende Vlamingen wijs te maken dat een ‘onafhankelijk’ Vlaanderen een garantie vormt van ‘beter beheer’ en ‘groter welstand’. Enig onomstootbaar bewijs van dit axioma is er niet, wel integendeel. Het staat als een paal boven water dat de ‘kunstmatige scheiding’ tot ontzaglijke, haast onoplosbare moeilijkheden en fundamentele betwistingen zou leiden. Deskundigen hebben dit ten overvloede aangetoond en hun formeel betoog kon door niemand worden weerlegd.
In feite is de ‘onafhankelijkheid’ die zij voor de Vlamingen opeisen, een puur eufemisme en niet meer dan een fata morgana. Welke moderne natie kan zich nog dusdanig isoleren in de toenemende wereldordening?

Men kan zich bovendien de vraag stellen: welk soort Vlaanderen kunnen ze ons bieden? Een land van tegenstellingen i.p.v. samenwerking, een land van eigenwaan en zelfzucht i.p.v. openheid, een land van regelgeving, veto’s en dwang i.p.v. vrijheid?

Welke zinnige Belg, welke gezonde Vlaming kan voor dergelijk fantasma opteren?

Het is hoog tijd dat de landgenoten die tot dusver uit allerlei – soms gefundeerde – motieven hun stem gegeven hebben aan extremistische partijen, tot het besef komen waar het feitelijk en uiteindelijk om gaat. De overgrote meerderheid van de bevolking wenst inderdaad ‘verandering’ en wijzigingen die het Land een nieuwe dynamiek moeten bezorgen. ’Verandering’ is echter ‘renovatie’ en optimalisering, maar geen ‘afbraak’ en onrealistische waanvoorstellingen. Diverse partijen uit de meerderheid en uit de ‘oppositie’ zijn reeds resoluut de weg opgegaan van de vernieuwing. Niemand kan overigens redelijkerwijs ontkennen dat de regering Di Rupo reeds een aantal verdienstelijke resultaten behaald heeft of drastische plannen aan het uitvoeren is. De ministers beseffen overigens ook maar al te goed dat ze in 2014 niet op hun dromen en beloften, maar wel op hun echte verwezenlijkingen zullen afgerekend worden. Bovendien weten ze allen wat er op het spel staat.

Het is trouwens nu al duidelijk dat heel wat Vlamingen die zich bij de vorige verkiezingen hebben laten misleiden, de methodes en de ware doelstellingen van de extremisten doorzien hebben en zich wel bezinnen.

Het is alvast de gewichtige taak van onze bewindvoerders de renovatie en de versteviging van het bestel, die zij hebben aangevat, krachtdadig en onvervaard voort te zetten en af te werken. Het aloude adagium ‘geen woorden maar daden’ weze hun leidraad voor een sterker, solidair en welvarend België.

 

JMP
17.02.2013

De Tweesprong [III] (40)

De bitsige repliek van de N-VA op de waarschuwing in de Kersttoespraak van Koning Albert heeft opnieuw een aantal aspecten van haar tactiek en ideologie duidelijker gemaakt.
Pas na twee dagen aarzelen en zwijgen schoot Bart De Wever in zijn kram. Hij voelde zich ‘aanvankelijk niet aangesproken’ zo verklaarde hij nadien. Pas nadat bijna alle kranten te kennen hadden gegeven dat de waarschuwing gericht was tegen de N-VA, zou hij besloten hebben niet langer te zwijgen. Wie zal dat geloven?

Het is nogal evident dat de kranten die mening waren toegedaan. Welke partij heeft zich de laatste jaren het felst geprofileerd als ‘populistisch’? Anderzijds is algemeen bekend dat nog andere partijen zich in hun ‘betoogtrant’ als zodanig gedragen hebben. Iedereen weet toch dat minstens één andere partij sommige ‘vreemdelingen’ en inwijkelingen openlijk als ‘zondebokken’ bestempelt. De N-VA daarentegen richt haar verwijten hoofdzakelijk tegen onze Franstalige landgenoten. Kortom, elkeen trekt het schoentje aan dat hem het best past.
De N-VA-voorzitter beweert ook dat hij aanvankelijk niet wou reageren omdat hij niet ‘in de val’ wilde trappen door zichzelf als ‘aangesproken’ te vertonen. Zonder twijfel heeft zijn partij zich al vaak in woord en daad flink afgezet tegen de Walen. Zo onschuldig is hij nu ook weer niet!
Kortom, de verbale uithaal van de N-VA-top is alvast ten dele huichelachtig.

De reactie van Bart De Wever aan het adres van de Koning (die zich niet kan noch mag verdedigen), spreekt boekdelen. Hij verwijt de Vorst dat hij met zijn uitspraak de bevolking wil verdelen, in plaats van haar te verenigen; meer nog, hij verwijst ondubbelzinnig naar het gedrag van diens vader, Leopold III, tijdens de oorlog en herinnert op zijn beurt aan de gevolgen hiervan, die geleid hebben tot diens troonsafstand. Niet alleen is deze verklaring erg betwistbaar, maar ook beschamend. Is dat nu niet ècht populistisch? Wegens de uitdrukkelijke verwijzing naar de toen dreigende ‘revolte’ zullen velen hierin bovendien een nauwelijks verholen nieuwe dreiging onderkennen.

Wat de grond van de zaak betreft is het al lang duidelijk dat de N-VA de tussenkomsten van Koning Albert in ’s Lands bestuur niet weet te appreciëren. Nochtans is het voor iedereen duidelijk dat, mocht de Vorst op een gegeven ogenblik niet hebben ingegrepen, België het thans wellicht nog altijd zonder regering zou moeten stellen. De Vlaams-Nationale partij aanziet de Koning klaarblijkelijk als een hinderpaal om haar eigen doelstellingen, zoals die verwoord zijn in haar statuten, te realiseren. Vooralsnog beperkt ze er zich toe de Vorst te dulden als protocollair figuur.

Het recente opinieonderzoek door Het Laatste Nieuws i.v.m. de Koninklijke Kersttoespraak bracht aan het licht hoe een groot deel van de Vlaamse bevolking feitelijk nu reeds misleid werd door zekere ‘betoogtrant’. Dat 65,7% denkt dat de Vorst N-VA viseerde, is wellicht normaal. Maar dat 61,6% de verwijzing naar de jaren 30 afkeurt, is het veel minder. Misschien vinden sommigen die link ‘ongepast’ of ‘onverstandig’, maar al wie enigszins op de hoogte is van de toestanden in die vooroorlogse periode, beseft wel degelijk dat er heel wat gelijkenissen zijn. De geschiedenisboeken kunnen de feiten niet negeren. Maar wie weet dat nog, of heeft hierover gelezen? De resultaten van de krantenenquête tonen precies aan dat de Koning terecht zijn landgenoten heeft willen waarschuwen.
Dat 58,7% verkiest dat Albert II geen rol meer zou spelen bij de regeringsformatie is hoogst verwonderlijk, althans in het licht van de nog vrij recente hachelijke en langdurige periode van bestuurloosheid. Misschien hebben totaal andere motieven meegespeeld in deze beoordeling. Hoe anders te verklaren dat uitgerekend een (kleine) meerderheid van de kiezers van het Vlaams Blok zich uitgesproken heeft ten gunste van een Vorst die zich wel bemoeit met de formatie.
Dat 81,1% van de bevolking omwille van die Koninklijke waarschuwing zijn stemgedrag – welke die ook is - niet zal wijzigen, toont genoegzaam aan dat al dit gedoe zeker geen afbreuk doet aan de essentie. Ons Land, evenals Europa en gans de wereld, hebben tegenwoordig wel andere katjes te geselen.

JMP
30.12.2012
< Pagina 4 van 12 >
JMP-Trends © 2024